Nog even voor wie het project Sensorisch landschap nog niet kent: 133 graslanden van zo’n 75 boeren verspreid over Overijssel, Gelderland en Brabant zijn onderzocht met bodemvochtsensoren en eDNA bemonstering op bodemvitaliteit. eDNA betekent environmental DNA, een inventarisatie van de eiwitsporen van alle bodemleven, van bacteriën tot nematoden en regenwormen. Als je weet hoe vitaal, hoe vruchtbaar je bodem is, kun je daar je beheer op afstemmen. Een goede bodem zet organische stof effectiever om naar voedingsstoffen voor het gewas. De vochtigheid van de bodem blijkt hierbij essentieel, die kan met sensoren worden gemeten met een buis op 20, 40 en 80 cm onder het maaiveld.
Het onderzoek in fase 1 toont aan dat de methode, de sensoren en de eDNA-meting goed werkt. Dat klinkt vreemd, want dat was toch bekend? Afzonderlijk wel, maar nog niet gecombineerd en niet specifiek om de bodemvitaliteit in kaart te brengen. Het is nu een bewezen methode die belangrijke informatie ‘naar boven heeft gehaald’. De effecten van verdichting, een groot probleem in de landbouw, kunnen nu bijvoorbeeld precies in kaart worden gebracht. Verdichting door zware machines vermindert het bodemleven drastisch en zorgt voor uitstoot van het zware broeikasgas lachgas. Soortgelijke effecten gelden ook voor te zware bemesting, dat is het paard achter de wagen spannen. Het bodemleven neemt af en de toegevoegde organische stof wordt minder omgezet en de afgifte van stikstof aan de lucht is daardoor hoger. Hoe meer bodemleven, des te meer stikstof er wordt omgezet. Er wordt daarnaast meer CO2 vastgelegd en ook de biodiversiteit boven de grond neemt toe.
Het is een belangrijke constatering dat goed beheer, gewasopbrengst en biodiversiteit samen kunnen gaan. Voor komende regelingen om klimaatmitigerende en biodiversiteitsmaatregelen te financieren, is dat een belangrijke uitkomst. Vernatting van percelen, door bijvoorbeeld bevloeiing, blijkt het bodemleven te stimuleren en de bodem meer ‘open’ te maken, wat weer het gunstige gevolg heeft dat het bodemvocht langer behouden blijft. Het bodemleven maakt een eigen biosfeer waarin het vocht effectief behouden blijft. Daardoor is mogelijk langer droge periodes door te komen en de productiviteit van het gras gaande te houden. Tegelijkertijd kunnen dit soort bodems in tijden van hevige neerslag meer water opnemen en vasthouden.
Een leuke ‘bijvangst’ is dat het aandeel ammoniumhoudende bacteriën in de bodem gebruikt kan worden om het stikstofdepositie in natuurgebieden te meten en de veranderingen in de bodem daardoor in kaart te brengen. Dit zou een belangrijke aanvulling kunnen zijn op de Kritische Depositie Waarden (KDW) methode, op plekken waar er twijfel is of waar er sprake is van uitkoopurgentie.
Op naar fase 2 waarin deze resultaten naar bodemindicatoren voor de Open Bodem Index worden vertaald. In overleg met de deelnemende boeren wordt concreet gezocht optimale beheermaatregelen, zodat je effectief kunt sturen op een ideaaltypisch ‘bodembeeld’.